Vrienden van het dienstvak LO&Sport
 

ORIËNTATIELOPEN IS EEN UITDAGENDE SPORT
Door: Marvin Boot

Marvin is een van de nieuwste en enthousiaste kerninstructeurs OL van de LO&Sportorganisatie. In zijn vorige functie, vanaf januari werkt hij op de Bernhardkazerne, op het thuishonk van de Genie in Vught, schreef hij voor het vakblad voor onderofficieren van de Genie ‘’de promotor‘’ het onderstaande artikel, wat door het Platform OriëntatieLopen & Navigeren gezien wordt als mooie promo wat een breder publiek verdient.

Wat is het en hoe is het ontstaan?
OriëntatieLopen is een uitdagende sport, waarbij de sporter zo snel mogelijk en in de juiste volgorde een route langs diverse controlepunten af moet leggen. Hierbij maakt de oriëntatieloper gebruik van een gedetailleerde kaart die bij de start ontvangen wordt. Afhankelijk van de discipline vinden de wedstrijden plaats in het bos (forest), in een stad of op een kazerne (urban).

Deze sport vereist niet alleen fysieke fitheid, maar ook een scherpe geest, navigatievaardigheden en het vermogen om beslissingen te nemen onder druk. Op het eerste gezicht lijkt sportoriëntatie misschien mijlenver verwijderd van militair operationeel navigeren, maar bij nader inzien zijn er opvallende overeenkomsten en parallellen tussen deze twee disciplines.

De term ‘oriëntatielopen’ werd voor het eerst gebruikt in 1886 op de Zweedse Militaire Academie Kalberg, waar cadetten tijdens hun militaire opleiding moesten navigeren door onbekend terrein met gebruik van kaart & kompas. Uiteindelijk groeide de navigatie-oefening uit tot een competitieve sport voor militairen en werd in 1897 de eerste civiele wedstrijd in Noorwegen georganiseerd.

De Zweedse majoor Ernst Killander organiseerde aan het einde van de Eerste Wereldoorlog de eerste grote internationale wedstrijd. Hij wordt nog steeds gezien als de grondlegger van de basisprincipes van het oriëntatielopen.
Na de Tweede Wereldoorlog breidde de sport zich vanuit Scandinavië verder uit naar Europa, Noord-Amerika, Australië en Azië. Uiteindelijk werd in 1961 de International Orienteering Federation (IOF) opgericht en sinds 1982 bestaat de Nederlandse Oriëntatieloop Bond (NOLB). In veel landen is de sport mateloos populair en worden er, in de verschillende disciplines, wereldkampioenschappen georganiseerd.

Basistechnieken
Om goed te kunnen oriënteren zijn er enkele basistechnieken die toegepast moeten worden. Daarnaast zijn er technieken die situationeel ingezet kunnen worden. Denk hierbij aan het type loper (fysiek of juist technisch sterk), in wat voor terrein de wedstrijd plaatsvindt of in welke fase van de wedstrijd men zit. Oriënteren van A naar B is altijd een combinatie van verschillende technieken. De onderstaande technieken zijn niet alleen toepasbaar voor het oriëntatielopen als sport. Tijdens het operationeel kaartlezen en navigeren zijn eigenlijk al deze technieken in te zetten.

Basistechnieken:
• Routekeuze
• Aanvalspunt
• Stoplijn
• Controlepunten

Optionele technieken:
• Handrailing
• Aiming Off
• Stappen tellen
• Stoplicht methode
• Simplificatie

Routekeuze:
De kortste route is niet altijd de snelste route. Het bepalen van de juiste route is vaak ook heel persoonlijk en verschilt van loper tot loper. De ene loper is erg sterk dwars door het bos en een andere loper heeft meer loopsnelheid op de weg en kan dus beter via de paden (om)lopen.
Een oriëntatieloper kan pas aan een ‘been’ beginnen als hij een routekeuze naar de volgende post heeft gemaakt, want dit is het basisplan dat nodig is om de volgende post te vinden.

Aanvalspunt:
Een aanvalspunt is een heel markant object in het terrein dat als laatste herkenbare punt dient in de navigatie naar de post. Een aanvalspunt kan bijvoorbeeld zijn: een kruispunt van wegen, een gebouw, een speciale boom, maar even goed een kuil, heuveltje of een hoek van een hekwerk.

Stoplijn:
Een stoplijn is een duidelijk (lijn)object achter de post. Wanneer de loper zijn stoplijn tegen komt, weet hij dat hij te ver is en terug moet oriënteren om de post te vinden. Aangezien je een puntobject zoals een kuil of boom gemakkelijk kunt missen, doe je er verstandig aan om een lijnobject te kiezen. Dit kan een weg zijn, maar even goed een sloot, omheining, cultuurgrens of de rand van een open gebied.

Controlepunten:
Controlepunten zijn heel belangrijk voor de route naar de volgende post. Het principe is dat men het ‘been’ tussen de posten opdeelt in verschillende kleine stukken. Op die manier loopt men van herkennings-naar herkenningspunt, om uiteindelijk bij de post uit te komen.
Het eerste herkenningspunt van een ‘been’ is een duidelijk object dicht bij de vorige post om te kijken of er in de juiste richting vertrokken wordt (combinatie kompas en herkenningspunt). Onderweg naar het volgende controlepunt gebruikt de loper duidelijke kenmerken in het terrein als herkenningspunten. Het laatste herkenningspunt is het aanvalspunt.
Verlies geen tijd met het zoeken naar herkenningspunten die je waarschijnlijk toch niet kunt zien in het terrein!

Hoe kies je een controlepunt?
Voor de loper is het zaak om opvallende objecten te onderkennen en te gebruiken als herkenningspunt. Als het bos (en dus ook de kaart) bijvoorbeeld bezaaid is met boomstronken, dan is het beter geen boomstronk als herkenningspunt te gebruiken. Staat er echter maar 1 boomstronk op de kaart, dan kan deze wel als herkenningspunt gebruikt worden. Dit geldt ook voor wegen en paden. Als er veel kleine kronkelpaadjes op de kaart staan kunnen deze voor verwarring zorgen.


De verschillen en gelijkenissen tussen de sport Oriëntatielopen en operationeel navigeren
Beide disciplines vereisen snelle besluitvorming. In sportoriëntatie moeten deelnemers onder druk de juiste beslissingen nemen over hun route en navigatie. In militaire situaties kunnen beslissingen het verschil maken tussen succes en mislukking, en het vermogen om helder te denken onder stress is in die situaties van levensbelang.
Bij het navigeren in een militaire context moeten er vaak extra afwegingen gemaakt worden in het tactische aspect. Zo is de kortste of snelste routekeuze ineens minder interessant omdat je onderweg bijvoorbeeld niet gezien mag worden. Meestal word er verplaatst op een ander type kaart met een andere kleurstelling en andere schaal.


Het trainen van operationeel kaartlezen en navigeren
Door de militair in zijn doorlopende leerlijn, onder variërende omstandigheden, veelvuldig kennis te laten maken met verschillende soorten kaarten, navigatietechnieken en organisatievormen zal hij steeds bekwamer worden in het interpreteren van een kaart, de route en zijn omgeving. “Meer zweet, minder bloed”!

Op vrijwel elke sportgroep in het land is opgeleid personeel aanwezig die eenheden kunnen assisteren bij het trainen van kaartlezen en navigeren. Gaat de eenheid naar een reliëfrijk gebied? Dan kan de LO&Sportinstructeur specifieke trainingen verzorgen in het leren lezen en het voordeel gebruiken van hoogtelijnen. Verplaatst de eenheid vooral in een voertuig over paden? Ook daar kan de LO&Sportinstructeur specifieke oefenvormen voor uitwerken. Dit kan op verschillende kaarttypes afhankelijk van de eenheidsdoelstelling.

Indien er geen eenheidsdoelstelling is maar wel interesse in OL: je kunt altijd terecht bij de sportgroep. Bijna iedere sportgroep heeft een postennet op de kazerne en/of het oefenterrein voor kennismaking met of verbetering van de oriëntatie vaardigheden.

Publicatiedatum: 02 februari 2024