Vrienden van het dienstvak LO&Sport
 
HET LEVEN VAN EEN SPORTINSTRUCTEUR IN 1958
INTERVIEW MET NICO COK
Door: Paul Lindeboom

 

Nico Cok wendt zich vanuit het niets tot onze penningmeester René de Jager om ‘vijf euro lid’ te worden van onze stichting Vrienden van het dienstvak LO&Sport. In het contactformulier staat de fraaie zinsnede ‘Ik wist niet dat deze vereniging bestond, kom daarom wat laat. Ik werd al sportinstructeur medio november 1958.’ Wat voor René aanleiding is mij te tippen.
Ik neem contact op met Nico, met als doel de verschillen te achterhalen tussen de sportinstructeur van nu en die van 65 jaar geleden. Helaas heeft Nico, onderscheiden tot Lid in de Orde van Oranje-Nassau, door een recente verhuizing geen foto’s van vroeger waardoor we daarvoor gebruik maken van ons LO&Sport Geschiedenisboek.


Wat heb je aan leuke of bijzondere herinneringen bewaard aan je opleiding in januari 1958? En wat staat er nog in je geheugen gegrift over je LO&Sportdocenten uit die opleidingsperiode?
“Ik was in 1956, iets aan de jeugdige kant, van de middelbare school af gekomen. Wilde gymleraar worden en ben op de CALO in Rotterdam terecht gekomen.
Ook 16-jarige kwajongens moesten op kamers wonen in Rotterdam en zonder goede raad van begeleiders combineerde ik die opleiding met 2 sporten die ik “thuis” in Alphen aan de Rijn deed. Na een half jaar bleek dat teveel van mijn lichaam te hebben gevraagd. Ik raakte ondervoed en overtraind en moest een pauze inlassen.
Toen gekozen om eerst in dienst te gaan: de eerste gelegenheid daartoe was vlak na mijn 18e verjaardag. Ik mocht mij begin februari 1958 in Ossendrecht bij de LuA melden voor de recrutenopleiding. (Op die dag voltrok zich de ramp met het voetbalteam van Manchester United.) Ik heb toen gehoord dat van de 1500 recruten er 300 wel sportinstructeur wilden worden. Uiteindelijk gingen er na 2 maanden 10 naar de kaderschool in Ede en 2 maanden daarna 5 naar de SMLO.
Ossendrecht was even afzien, maar dankzij mijn goede conditie wel te doen. Ik herinner me daarvan eigenlijk maar 1 evenement, de nachtelijke dropping. Plus de eindeloze exercities en appèllen. Verder was je een eenling, had nauwelijks tijd om vrienden/kameraden te maken.
Daarna kwam de kaderschool in Ede. Dat was prettiger, maar ik kwam er toch niet zonder kleerscheuren vanaf. Op Koninginnedag mochten we, direct na de parade, even kort naar huis. Voor het op weg gaan naar de trein was er natuurlijk een appèl, waar we vernamen dat we ‘s avonds een uur later terug mochten komen. Helaas bleek op de terugreis naar de kazerne dat de latere trein vanuit Utrecht naar Ede op die avond niet verder reed dan tot Maarn. En daar sta je dan met een paar collega’s op een leeg perron. Gelukkig konden we in de kazerne daar overnachten. Zonder ontbijt met de 1e trein naar Ede om daar aangekomen te merken dat het appèl al was geweest. Dus ’s middags op audiëntie bij de kapitein en 7 dagen licht aan de broek gekregen. Volgens hem waren de regels zo, dat we ons voor het vertrek uit de kazerne op de hoogte hadden moeten stellen van de dienstregeling. Gevolg: geen weekendverlof dus na Koninginnedag. Gelukkig had ik een goede jonge pelotonscommandant, die mij afraadde om in beroep te gaan tegen de straf. Hij gebruikte daarbij als argument dat ik moest kiezen tussen in beroep gaan om mijn recht te halen en anderzijds of ik over enkele weken naar de SMLO zou mogen gaan. Zo werkte het toen. Ik heb het toen maar geslikt, maar mijn vriendin en teamgenoten waren er niet zo blij mee.


Na de 2 maanden kaderschool mocht ik tot mijn geluk toch naar Hooghalen. Want dat was mijn doel. Het was een fijne opleiding met sportieve mensen en een goede kameraadschap. Normaal verbleef je in Hooghalen 4 maanden, maar ik had de pech om een val te maken vlak voor het examen. Bij het afflanken vanaf het zogenaamde ‘hoge huisje’ viel ik, met als gevolg een schouderblessure. Daardoor kon ik pas na 6 maanden SMLO het eindexamen doen.
De opleiding aldaar staat diep in mijn geheugen gegrift. Ik ken nog veel namen en zie ook nog beelden van toen, inmiddels bijna 65 jaar geleden. Ik herinner mij veel van het terreinwerk o.l.v. de heer Jansen en de lessen van de heren Siegers, Scheepmakers en de sgt1 Polman. Maar vooral die van de adjudant Oliviera, van wie ik de eerste pistoolbevrijding in mijn latere carrière vaak gedemonstreerd heb. Theorie hadden wij van Oldenburger. Kon nauwelijks saaier.
Van de militaire leiding herinner ik me alleen de namen: Overste Rijkens en Majoor De Vries zagen wij nooit. Ik heb daar erg veel geleerd, wat mij in mijn latere beroep erg veel steun en vertrouwen heeft gegeven. Ik ben erg dankbaar dat ik de SMLO heb mogen doen en daarna als sportinstructeur ervaring voor mijn latere beroep heb mogen opdoen in 2 legerplaatsen.”


Waar werd je daarna paraat geplaatst en wie was je allereerste Cdt sportgroep? En door wie werden jullie aangestuurd vanuit het hogere LO&Sport dek?
“Na de SMLO werd ik geplaatst in de WGF-kazerne te Harderwijk, waar nog 2 dienstplichtige sergeants waren, plus een vaandrig als sportofficier. Behalve een voornaam (Herman) weet ik hun namen niet meer, maar ik herinner me hen wel als ik aan Harderwijk denk. Vaag herinner ik me dat Leen Pfrommer vanuit een andere kazerne op de Veluwe onze superieur zou zijn geweest. Ik ben Leen later weer tegengekomen toen hij enkele jaren later op de HALO kwam  studeren, waar ik na mijn diensttijd weer was begonnen om gymleraar te worden.
Na circa een half jaar Harderwijk ben ik (op mijn rekwest) overgeplaatst naar Leiden, zodat ik begin september 1959 al in Den Haag op de HALO kon beginnen. Vanwege goed gedrag werd mij eind September vervroegd ontslag toegekend.
Ik heb dus niet de volle 21 maanden uitgediend.”

Wat kun je je nog herinneren van de trainingsmiddelen die de sportgroep bezat? En de toestand van de kleding als sportinstructeur?
“Wij droegen ouderwetse blauwe katoenen trainingspakken en inferieure sportkleding en schoeisel. De zaal in de WGF-kazerne was groot, maar de vloer bestond uit gewone grijze 30/30 trottoirtegels. Desondanks vonden de deelnemers aan de lessen het zitvoetbal een van de grootste attracties. Het spel- en gymnastiekmateriaal was zeer beperkt en aan de rand van afschrijving toe. Gelukkig waren de 2 collega’s een niet-loper resp. atletieksprinter, zodat ik elke dag een veldloop mocht leiden. Op mijn 2e locatie, de Koksschool in Leiden was de gymzaal in redelijke staat, maar daar waren de sportmogelijkheden buiten beperkt. Ik heb daar veel binnenlessen gegeven en ervaring op kunnen doen.”

Wat vond je het meest beklijvende sportevenement wat je in 1958 of 1959 georganiseerd hebt? Deelname was in die tijd misschien wel gewoon verplicht? Hoe was de getraindheid en mentaliteit van de dienstplichtigen?
“Zelf heb ik in de diensttijd geen bijzondere evenementen mogen organiseren behoudens enkele MLV-tests. Ik heb op persoonlijke titel wel mogen meedoen aan militaire schaatskampioenschappen: als amateur aan amateuristisch georganiseerde wedstrijden. Het was een soort massastart over onduidelijk aangegeven rondjes. Ik was geen getrainde schaatser en deed eigenlijk alleen maar mee vanwege de leuke vrije dag.
Ik was in de Harderwijkse tijd wel intensief betrokken bij de training voor de 4e divisie Cross. Met een groep dienstplichtigen hebben we enkele maanden lang 2x in de week een middag mogen trainen op de hei rond de kazerne. Heb kunnen experimenteren met de toen recent bekend geworden intervaltraining die Zatopek toepaste. Met succes, want de groep wist in het teamklassement een ereplaats te behalen. Van de commandant van hun Verbindingscompagnie kregen zij toen allemaal 3 dagen prestatieverlof. Maar ‘hun sergeant’ was ondergebracht bij een andere compagnie en ik viel dus buiten de boot. De jongens toonden toen hun bijzondere blijk van kameraadschap, door bij mijn commandant ook verlof voor mij te pleiten, desnoods met inlevering van een deel van hun verlofdagen. Het is er niet van gekomen, maar ik vond het wel een fijne geste.”

  • Nico Cok 2
  • Berlijn marathon
  • Nico Cok docent SneeuwFit bij de Skivereniging
  • Nico Cok in het midden, met pet op, aan de finish van de bergloop Sierre-Zinal, als lid van de kuitenploeg van Perskindol


Vijf jaar geleden heb je een lintje ontvangen van Koning Willem-Alexander. Wat was de reden daarvoor?
“De aanvraag voor een koninklijke onderscheiding wordt gedaan door iemand zonder dat je er zelf van weet. Zo’n aanvraag moet door meerdere partijen  ondersteund worden.
Achteraf heb ik gehoord dat de toekenning berustte op jarenlange toewijding aan een sportvereniging in Voorschoten, waar ik later tot erelid benoemd ben.
Daarnaast heeft de ANBO aangedragen dat ik mij vanaf 20 jaar geleden als vrijwilliger voor ouderen dienstbaar heb gemaakt in het kader van de nationale beweegambassade.  Oud-minister Gerdie Verbeet heeft de beweegambassadeurs destijds geïnstalleerd. Onder de vlag van de ANBO is er in Culemborg een seniorenfitness pakket tot stand gekomen bij een lokale sportschool met een speciale prijs voor de daluren: grijze uurtjes dus.
De 3e partij was de organisatie achter de dagopvang voor ouderen. Daar heb ik (tot de coronasluiting) mogen experimenteren met lemniscaat oefeningen en egelballetjes tijdens wekelijkse beweeguurtjes voor dementerende ouderen.
Tot slot heeft ook de skivereniging nog een duit in het zakje gedaan wegens het 30 jaar lang organiseren en leiden van het SneeuwFit programma. Voor skiërs heb ik ook een SkiFit programma ontwikkeld, een korte cursus om je in de sportschool voor te kunnen bereiden op het winterseizoen.
Eind van dit jaar is het dus 65 jaar geleden dat ik van de SMLO af kwam. Ik heb mede door de kans die ik in dienst heb gekregen een prachtig leven gehad in en rondom de sport. Wat mij bij het ouder worden echter het meest intrigeerde, was het feit dat HM de Koningin het destijds aandurfde om een jochie van 19 jaar als sergeant van de week voor een compagnie aan te stellen. En sterker nog, om dat jochie zelfs als wachtcommandant voor een grote kazerne als de WGF en de wat kleinere Morspoortkazerne in Leiden neer te zetten.”

Publicatiedatum: 31 maart 2023