Vrienden van het dienstvak LO&Sport
 
HOE GAAT HET MET ONZE OUD-COLLEGA'S?
INTERVIEW MET JOS HESP (deel 2)
Door Wil Maaswinkel

 

Jos Hesp als Lkol op Rugbyverlof

 

Jos Hesp Bosnië: SFOR Vrede, veiligheid, verzoening en vervolging in één opdracht!

Jos was kortgeleden in beeld in de Vijf Vragenrubriek. Maar de vraag: iets met ons te delen over zijn belevenissen tijdens zijn uitzending naar Bosnië, stond nog open.
In 2020 kreeg Jos een hartinfarct, darmkanker, twee maal een hartstilstand en een herseninfarct. Toen hij was opgeknapt, kreeg hij van Lotte (een kleindochter) het (invul)boek “Opa, vertel eens”.
Een verzoek zijn levensverhaal te schrijven. Maar Jos zag het niet zitten vragen als: “Hoe heb je oma voor het eerst ontmoet”, in zo’n boek te pennen. Jos kroop wel achter de computer en zette voor zijn familie en vrienden zijn leven - in thema’s - op papier.
Het verhaal voor familie en vrienden, over zijn uitzending naar Bosnië, is ruim 22 pagina’s. Maar zeer de moeite waard. 6 pagina’s uit die 22 pagina’s worden in het onderstaande verhaal gedeeld.


SFOR is not the stairway to heaven.
“Cattle die, kinsman die and you likewise will die; but the voice of honor never dies for he who has earned a good name: A true brother in arms, Sarajevo feb – apr 97.        
(Written on a Croat 76 mm shell; a gift to Major Hesp from US Navy Commandos,“Seals”).

Seals
Brian Hyland zong “Seal it with a kiss” in de zestiger jaren. Een generatie later was “Celia of the Seals” een van de bekende liedjes van John Denver (oud marinier en lange afstand schutter). De Seals, die zich op Ilidza bevinden hebben weinig met zeehonden en bezegelen te maken of dit moet het lot van de oorlogsmisdadigers zijn. Hun benaming komt voort uit de samenvoeging van sea, air en land. Zij behoren tot de US Navy en kunnen in, op, boven en onder elk van deze elementen uit de voeten. Hun gekoppelde Corimex, waar ze met 9 man in verblijven, noemen ze een “hootch” en is - ondanks de beperkte ruimte - op een merkwaardige en inventieve manier verrassend praktisch en ordentelijk ingericht. Eten (veel) doen ze in de “galley”. Ze raken dit voedsel op het eind van de voedselcyclus kwijt in de “head” en het bij rugbyers zeer bekende “he is no fucking use” is simpel en kort een “slip”. Tussendoor worden dan ook nog wel eens een paar normale Engels Amerikaanse woorden gebruikt.


Mijn eerste gedachte bij het ontmoeten van deze mensen was: Harry Luyten, de bij het KCT roemruchte marinier instructeur, die zijn hele periode binnen onze Engelbrecht van Nassau muren met verve probeerde het marine Bargoens en andere elementen uit zijn (sub)water cultuur op ons “zandhazen” over te brengen. Deze zeerobben hebben iets eigenaardigs; het zijn geen doorsnee Amerikanen. Ze kunnen makkelijk ondergaan in andere - hier aanwezige - culturen. Het begint al met hun namen; geen Fuller, Hunt of Fraser, maar Kapusta, Rushefski (Pools), Dambach, Weinman (Duits), Puglisi, Tofauti (Italiaans), Lopez (Spaans), Malone (Iers) of McCan (Schots). Fitte, intelligente, gedisciplineerde, al wat oudere, sociaal competente en non-macho professionals. Fysieke training doen ze veel, gevarieerd, intensief en doelbewust; met kennis van trainingsmethodes en principes; nooit alleen, altijd met buddy, sectie of ploeg.

Dit in een schrille tegenstelling tot de gemiddelde Yank van de hier aanwezige 10th Special Forces; die sporten in hun uppie en niet altijd even adequaat. US hoofdofficieren - van de Forward Operating Base - verwarren na een maand Bosnië nog steeds Srebrenik met Srebrenica en denken dat een Duitser of Deen een Dutchman is, terwijl er tussen onze gevechtspakken alleen al 25 kleuren verschil bestaan. Onze zeesoldaten hebben het voor hen relevante landplaatje keurig in het hoofd en pikken snel iets van elk aan ons gelieerde land / taal / cultuur op; bovendien beheersen ten minste twee teamleden een verschillende vreemde taal. Ze trainen altijd in het door Bill (Clinton) verstrekte blauwe tenue; voelen precies aan, wanneer ze wel de toegestane hoeveelheid (two can rule) bier in kunnen nemen en hebben hun privé en dienst spullen - ondanks de zeer beperkte persoonlijke leef/werkruimte van zo’n 2,5 m² - snel gebruik gereed bij de hand. Zij verstaan de kunst uit hun rugzak te leven.


Regelmatig komt er vanuit Brindisi (Italië) een ander fenomeen uit het US NAVY netwerk invliegen om hun werk en leefomstandigheden te verbeteren. Seabees, water genisten oftewel marine handy man. Deze bezige bijen helpen alleen hen, die een directe lijn naar hun wereldje hebben. Een “Army grunt” wordt alleen gematst als een marine collega voor hem instaat. Erg opvallend bij de Seals, is dat ze uiterst correct en beleefd zijn; bij hun landmacht collega’s een vrij schaars artikel. Bij deze boys vinden wij een niet kwaad bedoeld, uit een bepaalde achtergrond geboren, niet beter wetende platte voeten houding met een naar arrogantie zwemende zelfverzekerdheid. Voorbeelden? Wanneer je als meerdere (dienst of privé bedoelingen) de marine hut binnentreedt, krijg je onmiddellijk aandacht en wordt TV en/of muziek automatisch gedempt. Niet na roepen van stilte of uitgebreid laten merken dat je er bent, maar omdat ze er van uitgaan dat je iets te melden hebt. Hun army landgenoten dien je op “gunpoint” aandacht te vragen. Als een van deze marine jongens bij je aan tafel zit en wat bij gaat halen (ijs, kaas, dessert, thee, koffie, limonade; alles is overvloedig aanwezig en gaat hier via het buffetsysteem), zal hij altijd vragen of hij iets voor een van zijn tafelgenoten mee kan nemen. De landmacht jongens schuiven alles bij elkaar op twee of drie borden en zijn daarna een stief kwartierke van de wereld af. Een tafelgenoot bestaat even niet meer; alles wordt rap eenhandig naar binnen geschoffeld.

Busovača Busovača

Toen wij voor een van onze gezamenlijke trainingen bij ons detachement in Busovača waren en een van de Seals merkte dat hij de laatste kop koffie uit de pot nam, begon hij onmiddellijk bij te zetten: Het mislukte, omdat Inventum en Nederlandse koffiegewoontes hem onbekend waren. De US Army Special Forces lopen met rijen emblemen en naamlintjes op hun gevechtspak: Para, diver, heli handler, ranger, airborne, special forces: De hele mikmak. De zeerobben houden niet van poespas en hebben niets van dit alles: Een kaal uniform met alleen een seal embleem. Onze maten kwamen hier rond de jaarwisseling als een donderslag uit heldere hemel binnenvallen (dat snap je pas later, “hidden agenda’s”), om binnen een minimum aan tijd binnen het hele spectrum van speciale operaties als Quick Reaction Force ingezet te kunnen worden. Met name bij het oppakken c.q. transporteren van oorlogsmisdadigers en op het gebied van VIP beveiliging zouden zij nog een belangrijke rol gaan spelen.


Verrassing
Ik zat met een zwartgemaakt gezicht, mijn kogelvrij vest en kevlar helm op in een Blackhawk, de Special Forces heli. Het was 0425 uur. De loadmaster stak vijf vingers op; binnen was er weinig zicht en buiten was het pikdonker: In onze nabijheid moest een AC 130U Spectre gunship zijn rondjes vliegen. Nog vijf minuten. Een Sealteam plus een oude Hollander zouden zuidwest van Jablanica een in een grot verborgen wapendepot oprollen en zo een overtreding tegen de “Dayton” overeenkomsten ontmaskeren.
Er lag een vergelijking met het moment vlak voor de stap uit een vliegtuig bij een nachtelijke parachutesprong. Ik controleerde mijn wapen, de sluitingen van mijn uitrusting en deed handschoentjes aan. Ietsjes gespannen, maar zeker, liep ik in gedachte de komende handelingen en de toegekende taak na: Een fast rope afdaling maken op het plateautje bij de grotingang en een beveiligende positie innemen bij een geitenpaadje, dat uit het dal omhoog kwam. Beneden in het dal had een Italiaanse bergploeg het geitenpaadje afgesloten. Franse patrouilles (we waren in het gebied van de Franse divisie) moesten in het dal zitten als snelle reactie macht. Een en ander was een test voor de internationale samenwerking. De luitenant reageerde met een “OK guys, let’s get it done” op het 1-minuut-teken. Ik keek nog eens in de duisternis beneden en kon vaag iets zien wat op onze landingsplek leek. Daarna ging alles in een drilmatig en snel tempo: Opsluiten in de heli achter je voorganger, touw vastpakken, afdalen, gelijktijdig oriënteren en met een korte sprint positie innemen. Ik zat daar nauwelijks, toen het “All’s clear” klonk. De bewakende oefenvijand was overmeesterd en wij hadden ons bewijs.

Voorbereiding
Het spel was een dag of acht eerder op de wagen gekomen door een zo realistisch mogelijke oefenopdracht, dat er op die plek in de Crvsnika / Cabulja bergen wapens verborgen moesten zijn. Onze eerste actie werd verifiëren. Hiervoor werd - gezien het terrein - een Italiaanse bergploeg (geboren en getogen in de Dolomieten, waar dit kale Bosnische gebergte veel van weg had) aangewezen. Deze mannen zouden een aantal dagen en nachten het aangeduide coördinaat - uiteraard ongezien - onder observatie houden. Geen makkelijke job in dit gebied. Zij werden vergezeld van een liaison van de Seals om met name beeldopnamen bij nacht te maken, waardoor al snel het waak / slaapritme van de wacht en de naderingsroute (het geitenpad) duidelijk werd. Opgloeiende peuken waren goed te herkennen en bij de aflossingen van de oefenwacht kon je duidelijk zien dat zij ‘side steps’ maakten om een paar struikeldraden te vermijden.
Mijn betrokkenheid bij crosstrainingen van de SF teams in het algemeen en het Seal team in bijzonder plus het gevoel van gemis aan daadwerkelijke deelname aan ploegoperaties, deden mij beslissen om de baas te vragen om deel te mogen nemen aan deze oefening. Zo als gebruikelijk bij Special Operations, antwoordde hij: “If the lieutenant's okay, no problem”. Een te verwachten reactie, als je weet dat eindverantwoordelijkheid voor de planning en uitvoering - uiteraard met alle mogelijke ondersteuning van de staf - op dit niveau ook daadwerkelijk bij de uitvoerder gelegd wordt. Een ‘not acceptable’ van een plan door de uitvoerder, betekent extra stafwerk. Een verzoek voor zo’n deelname moet je dan ook niet doen, als je weet dat dit op de werkvloer niet ondersteund wordt: Als het om je eigen hachje gaat zijn onnodige buitenstaanders ballast en kunnen zelfs contra productief en gevaarlijk zijn.
Luitenant Herbert reageerde zoals verwacht: Geen weigering, maar met een voorbehoud: “Can you make a fast rope with full combat gear?”. Op zich zelf een compliment: Hij accepteerde mij, maar wilde gezien de aard van deze actie nog wel zelf zien of die “ouwe” met extra gewicht erbij nog in staat was om 15 meter langs een touw uit een heli af te dalen. In de onmiddellijke omgeving van onze werk- en slaapplek stonden bomen, waar we ook ons volleybalnet tussen spanden. Aan een van deze bomen hing 12 meter hoog een touw, dat gebruikt werd voor physical training. “All right, I’ll show you”, antwoordde ik, ging naar mijn kamer, hing mijn uitrusting om, klom in de boom en maakte - geholpen door jaren klimtoren ervaring - een vlotte afdaling. “We’ll see you at 1300 hours for isolation”, meer zei hij niet. Hij duidde op de isolatieperiode om deze oefenmissie in het geheim te plannen en voor te bereiden.
Nederland heeft nu (geschreven in 1997) een Luchtmobiele Brigade. De basis helikopter training daar duurt drie dagen; eerder kom je niet in een wentelwiek…… Een cultuurverschil. De meest realistische korte oefening, die ik ooit deed.


Verjaardag
Mijn verjaardag op 7 april in 1997 was een gedenkwaardige. Op deze dag, toevallig ook nog mijn vaste vrije dag (zaterdag), kreeg onze baas - commandant CJSOTF* US colonel Fuller - opdracht om zich met het oppakken van oorlogsmisdadigers bezig te gaan houden. Dit hoorde ik, toen onze Franse Chef staf luitenant kolonel Raffin mij ’s avonds vroeg bij hem langs te komen. Raffin was erg op mij gesteld. De redenen waren, dat ik niet klakkeloos het US beleid volgde, goed voor zijn Franse detachement zorgde en de Franse chauffeur, die in mijn sectie werkte en zeer slecht Engels sprak, in weliswaar “steenkolen” Frans benaderde c.q. instrueerde. Daarbij vond hij het geweldig, dat wij Hollanders in hun Franse cultuur meegingen, door ’s ochtends met een “Ca va, bien dormi?” de hand te schudden en ‘s avonds een wijntje met ze te drinken in plaats van een biertje.
Hij vertelde, dat de Fransen de rest van SFOR niet volgden in het pas genomen besluit om oorlogsmisdadigers op te pakken. Zij hielden zich vast aan datgene wat in Dayton afgesproken was. Nu zijn de Fransen wel vaker politiek eigenzinnig, maar dit verraste mij. Raffin had Fuller gevraagd om - gezien zijn functie als chef staf en plaatsvervanger - toch toegang te mogen hebben tot de (in verband met geheimhouding) afgesloten ruimtes, waar deze operaties voorbereid zouden worden. De commandant had geweigerd. Hierna was de bal doorgerold naar generaalsniveau, waarna de Franse senior generaal bij de SFOR staf bepaald had, dat Raffin niet langer meer bij ons zou werken. Hij werd de volgende dag al vroeg gerepatrieerd naar Frankrijk, alwaar hij een bataljonscommando zou krijgen. Hij nam redelijk geëmotioneerd afscheid met het verzoek om hem op te komen zoeken in Bretagne.
Die zaterdagnacht had het flink gesneeuwd en de volgende dag stond een volleybaltoernooi met vier teams buiten in de sneeuw achter het hotel gepland. Drie US teams en een Europees (Daretti IT, Chamagne FR, Blank GE, Hyldegaard DK, Rodriguez, een Amerikaan, die zich meer Hispanic voelde en ondergetekende). Wij hadden een team dat voor dat niveau redelijk kon volleyballen; met twee reuzen, de Duitser en de Deen van tegen de twee meter. We wonnen dan ook overtuigend.
*CJSOTF: Combined Joined Special Operations Task Force.

Promotie
Fuller had zijn vrije dag op zondag (achteraf was hij ook bezig geweest met zijn nieuwe opdracht) en daarom had ik hem waarschijnlijk de hele dag niet gezien. Op maandagochtend kwam hij achter mij de spekgladde trap af van het hotel naar onze kantoorruimtes tussen hotel “Hercegovina” en de blast wall. “Congratulations”, zei hij. In een flits ging het door mij heen, dat dit niet alsnog voor mijn verjaardag kon zijn. Mijn registratienummer moest immers abracadabra voor hem zijn. “U hoeft me niet te feliciteren voor het winnen van een volleybaltoernooitje; als het nou basketbal was geweest, dan was dat voor ons Europeanen een prestatie geweest: Maar apentennis tegen jongens van de US of A, nee”. “No, you are Chief now”, antwoordde hij. Als een slag bij heldere hemel werd het mij duidelijk. “Dit wordt nog groene sneeuw zien”, dacht ik. “Eerst alles rustig op een rijtje zetten”, was mijn volgende gedachte. “Ik zie je na jouw ochtendbriefing; dan praten we verder”, sloot Fuller af en ging de houten trap op naar zijn kantoor op de tweede verdieping. December kapitein, februari majoor en in april luitenant kolonel chef staf en plaatsvervangend commandant CJSOTF! Een typische USA handelswijze.


Fitness
De plaatselijke bevolking oogt lichamelijk fit: nauwelijks mensen met overgewicht, scherp en gehard. De oorzaken zijn voor de hand liggend: Sober maar gezond eten van het “land”, weinig snoep en andere softe drukskes. Hun gesteldheid is aangepaste aan grote weerschommelingen; zowel micro - (nacht naar dag, van min 15 tot plus 15 ), als macro (jaargetijden, land / bergklimaat). Centrale verwarming is er niet of werkt niet, warm water is er soms wel, maar meestal niet. Het is niet alleen erfelijke aanleg, maar vooral veel beweging. Jong en oud maken hier vele kilometers. Bij gebrek aan voldoende openbaar vervoer (zeker buiten de paar grote steden) loopt hier iedereen op de weg en dan bij voorkeur niet in de berm, waar mijnen kunnen liggen. Kinderen vanaf vier jaar zie je vooral voor en na schooltijd op route. Vanwege de weinig beschikbare scholen lopen ze een fors aantal kilometers per keer met tasjes op de rug; door weer en wind en altijd in groepjes, waarbij de ouderen op de kleintjes letten. Als het rond schooltijd nog donker is, is het opletten geblazen; temeer omdat straatverlichting een wensgedachte is. Dit vraagt extra aandacht van chauffeurs die hier pas zijn en uit een heel andere wereld komen.

compound Ilidza compound Ilidza


De fitheid van ons eigen personeel is goed te noemen. Iedereen sport regelmatig. Een vaste kern, waaronder de commandant (goed voorbeeld, doet goed volgen) en het KCT detachement elke dag. Het breekt de lange werkdag van ruwweg 0730 tot 2130, werkt tegen de al dan niet aanwezige stress, is goed voor je sociale contacten en je voelt je er ook nog lekker na. De loopmogelijkheden - rondom onze compound Ilidza - zijn beperkt tot drie vaste, maar gevarieerde parkoersen. Bergen, kapot geschoten huizen, mooie natuur, watertjes en oorlogsstellingen met mijnenvelden. Je gaat nooit alleen en meldt je bij de wacht af. Blijf je buiten de afgesproken tijd weg, dan komt een patrouille Noren de gemelde route afzoeken.

Bij oplopende spanning - Kerst, Oud en Nieuw, einde Ramadan, bezoek van de Paus en het Brcko probleem* - dien je binnen te blijven en je rondjes binnen het complex te tuffen. Uiteraard was ons al bekend, dat ook hier religieuze zaken de onderlinge gemoederen verhitten.
De eigen fitnessmogelijkheden zijn erg beperkt. Een corimex van 3 bij 7,5 meter; met een straalkacheltje aan en meer dan drie man aanwezig net een sauna. Verder binnen een fiets, roeiapparaat, stairclimber, loopband en veel “ijzerwerk”. De Amerikanen leggen hun prioriteit over het algemeen bij gewichten. De Europeanen meer bij de aerobe apparatuur. Soms doen wij mee aan een internationaal (Locals inbegrepen) klein terrein voetbaltoernooi, waarbij onze selectie uit 2 Yanks, 1 Brit, 1 Italiaan, 1 Deen, 1 Fransman en 1 oude Hollander bestaat. Dit betekent een duidelijke “Normality indicator”. Indien mogelijk proberen we op onze enige vrije dag op het mijnenvrije deel van de Olympische pistes van Jahorina bij Pale te skiën. Een gewapende beveiligingswacht is dan wel noodzakelijk. Je kunt de schuilplaats van oorlogsmisdadiger Karadjic bijna zien.


We organiseren ook elke maand een Nederlandse MLV week; zeer geliefd bij onze bondgenoten, omdat hier een diploma en een bronzen* speld aan vast zitten. Personeel van het hoofdkwartier, dat ons hiermee bezig zag, kwam vragen of dit ook voor hen open stond. Dit bracht dan ook een Nederlandse kolonel, met een diploma ondertekend “Sarajevo 1997”, op. Piet Paul zorgde vanuit Roosendaal voor de diploma’s en spelden. Het KCT detachement Busovaca heeft betere en ruimere sportfaciliteiten. Ze hebben looproutes, die met een jeep beveiligd worden; een door de genie aangelegd openluchtzwembad(je); een knots van een fitness tent met (warme lucht) blowers en Technogym. Verder een (zanderig) volley- annex basket- annex minivoetbalveld plus een eigen fitness / krachtsport instructeur. Daarbovenop hebben ze het “vogelpikken” (darten) - door middel van het beroemde laddersysteem - tot topsport, ja zelfs tot kunst verheven.
*Brcko probleem: Betwiste corridor tussen de entiteiten.
*Bronzen: Geen zwembad ter beschikking.


Zaalvoetbal
Na ontvangst en briefing in het - op de hoge rand van Livno gelegen - JCO* huis, stelde de teamleider voor een wandeling door het stadje te maken. Wat meteen al duidelijk was, dat hun plaatsgenoten deze ploeg accepteerden. Veel gegroet en toen we op een terras wat zaten te drinken, schoof er tot drie keer toe even een “local” aan. De tweede keer wees er iemand naar mij en vroeg of ik de “gast” was, die ‘s avonds mee zou zaalvoetballen met het JCO team tegen een ploeg uit het stadje. Michael Kancir begon te glimlachen en ik kreeg meteen door dat dit opgezet spel was. Als verantwoordelijke bij CJSOTF voor “moreel, welzijn en recreatie”, had ik - binnen zowel als buiten de compound - veel sport en militaire trainingen voor het personeel geregeld. Met name op het gebied van voet- en volleybal, hadden ploegen van ons regelmatig aan zondagtoernooien, uitstekend georganiseerd door sgt Johan Sanders (LO&Sportgroep OK), met allerhande Nederlandse eenheden in Busovača meegedaan. We vielen bijna altijd in de prijzen; helaas altijd als tweede. Bij de zoveelste net niet klassering stond er in het krantje van het Nederlandse contingent: “De ploeg van CJSOTF onder leiding van “Zoetemelk” Hesp weer verdienstelijk tweede”.
Michael had aangedrongen om sportspullen mee te nemen: “Misschien kunnen we onderweg nog eens sporten, je weet het nooit”, had hij aangedrongen. Ik had daar wel een voorstelling bij, zoals een stukje lopen of een geïmproviseerde fitness op een of ander SFOR kamp, maar een zaalvoetbalwedstrijd met een internationaal team tegen een "lokaal" team was een blijde verrassing. Vanwege de temperatuur werd de wedstrijd ’s avonds om 2300 uur in de plaatselijke sporthal gespeeld. Aan een zijde was een tribune; deze zat vol met zo’n 300 Bosnische Kroaten. Michael en een JCO teamlid zaten aan de overzijde van de zaal, met in 2 grote tassen onze half geladen wapens, conform de veiligheidsorders. Ons team bestond verder uit een Yank van twee bij twee meter als keeper, een Brit, die goed kon voetballen, een andere die redelijk speelde en twee conditioneel sterke Amerikanen, die verder alleen van goede wil waren. Onze handicap: een oude man, slechts één wisselspeler en een gemiddeld middelmatig spelniveau. De Kroaten - balsporters als ze zijn - hadden een echt team dat uit redelijk jonge honden bestond. De wedstrijd verliep in goede sfeer. De Amerikanen werkten hard, lieten zich coachen en verdedigden met slidings en/of block tackles. Het tekende de, al hiervoor beschreven, stemming ten aanzien van het JCO team in Livno, dat dit met de toch opvliegende bewoners van de Balkan niet uit de hand liep. Later bleek, dat er ook regelmatig onderling gebasketbald werd: Dat waren dan ook evenwichtiger wedstrijden. De JCO spelers liepen zich uit de naad en stonden hun mannetje. Zelf kon ik me goed handhaven, dank zij de afgelopen zes maanden elke dag trainen, nauwelijks drank, lekker in je vel zitten en een Brabants hoofdklasse zaalvoetbal verleden. Onze tegenstanders tikten ons echter suf en het was vooral aan onze keeper - hij vulde bijna het hele doel van drie bij twee, was nergens bang voor en liet zich overal voor vallen - te danken, dat het bij een 7 - 1 verlies bleef.  
*JCO: Joined Commission Observers. Vanwege hun "linke" positie Special Forces.

WOH in Bosnie

Wie was Mate...
Na afloop zaten we buiten de hal een pivo* te drinken, toen ik na een minuut of tien aangeschoten werd door een Bosnische Kroaat: Een man van een jaar of zestig. Hij stelde zich voor als Mate en begon gelijk in een mengeling van Duits en Engels, aangevuld met veel gebaren, aan te pappen. “U kunt nog goed met de jonge mannen mee, maar ja, je verwacht ook niet anders van iemand uit het land van Oranje, Ajax en Cruijff”. Ondanks het feit dat we op bezoek bij een JCO ploeg nooit naamplaatjes, rang- en andere onderscheidingstekens droegen, had deze man feilloos door dat hij met een Nederlander te doen had. Hij begon uitgebreid over voetbal te praten en liet na een tijdje terloops vallen, dat hij niet wist dat een Nederlander ook met het werk van dit detachement te maken had. Mijn door jaren KCT aanwezige inlichtingen gevoel - ruim verder ontwikkeld in de voorbije maanden -, zei me dat hij met een omweg probeerde informatie te vergaren. Ik stuurde het gesprek zijn kant op door mijn respect voor de Kroaten als balsporters te getuigen en hier er ook in details - als de tennisser Ivanisevic en voor de Nederlandse volleyvrouwen moeilijk te bespelen Kroatische dames - op in te gaan. Het ijs was gebroken. Na nog een biertje en ‘n cola van mijn kant, kwamen we via het klimaat, de streek en het stadje op de opvallend goede levensstandaard in het Kroatische deel van Bosnië: Als redenen noemde hij ondernemingszin, Duitse neefjes, die maandelijks marken sturen plus de steun uit het nabijgelegen moederland. Op het eind ging het over onze gemeenschappelijke status van vader en opa. Ergens tijdens ons gesprek wist ik er achter te komen, dat hij mij aan mijn bleek gewassen camouflagepak als Nederlander geïdentificeerd had. Hij was namelijk reservist in de Lasva vallei geweest. In en nabij de Lasva vallei lagen diverse eenheden uit ons land. De Kroaten hadden hier in het verleden flink huisgehouden. Na weer een pivo en een cola kwamen we in een fase, dat we alle twee voorzichtig gingen vissen. Hij bleef nieuwsgierig naar mijn functie, missie en het fenomeen JCO. Ik probeerde meer te weten te komen over de indertijd gebeurde slachting in Ahmici. Dit liep uit op een diplomatiek gelijk spel: 0 – 0. Het was rond tweeën, toen Michael aangaf dat we gingen vertrekken. Ik nam afscheid en zei tegen Mate, dat ik het een uitermate leuk en ook interessant gesprek had gevonden. “Er is wel iets dat me, als we morgen hier vertrekken, dwars zal zitten. Ik heb vandaag ervaren, hoe goed de verhouding tussen de Kroaten en dit SFOR team is; alleen jullie militairen schijnen daar wat anders over te denken. Het zou voor iedereen beter zijn als daar verandering in zou komen.” Mate knikte bedachtzaam, gaf mij een hand en zei: “Het was een mooie avond. Ik hoop U nog eens te ontmoeten”.
De volgende ochtend om half tien zaten we in de tuin voor het huis koffie met de JCO teamleider te drinken. Michael en ik waren bezig met onze routeplanning. We wilden tegen tien uur vertrekken. Boven uit het huis werd er door de wachthebbende geroepen, dat er een Kroatische jeep aankwam. Even later stond er een satnik (Kroatische kapitein) bij het tuinhekje. Hij stelde zich netjes voor in vlekkeloos Engels: “Mijn commandant heeft mij als liaison van zijn bataljon naar U toe gestuurd om nader kennis te maken”. Wij nodigden hem uit er bij te komen zitten, stelden ons voor en dronken - naar goed gebruik bij zo’n ontmoeting rond tien uur in de ochtend - een slivovitsj bij de koffie. Wij verontschuldigden ons na een teugje meegedronken te hebben. We moesten vertrekken. Wie was Mate....?
*Pivo: King size Balkan biertje.     


Publicatiedatum: 12 oktober 2022

Naschrift redactie: interesse om het gehele verhaal van Jos te lezen? Stuur dan een mailbericht naar fitforaction@hotmail.com