Onze onvermoeibare, energieke en creatieve hoofdredacteur stelde mij al een paar keer Hein van der Made en zijn vader als ideale kandidaten in deze rubriek voor. Want wist hij: Hein zijn vader had zijn eigen Judo en Jiu-Jitsu school. Dat overtuigde mij niet direct, maar toen Paul Lindeboom regelde dat Eef en Hein meededen en ik de CV's van Evert (roepnaam Eef) en zoon Hein zag was ik geïmponeerd. Niet alleen door wat ze aan ervaringen en opleidingen hebben maar ook door de overeenkomsten!
Beide begonnen hun militaire loopbaan als dienstplichtig LO&Sportinstructeur. Bij Eef zie ik staan ‘opkomst als dienstplichtige Vught 1961 en SMLO 1962’. Bij Hein staat ‘Lichting 92-11 OCLO’. Conclusie: beiden opgeleid als LO&Sportinstructeur: Eef in Hooghalen, Hein derig jaar later in Ossendrecht. Als we Eef als de boom zien, dan heeft de boom 80 jaarringen en ook de appel is gerijpt; vlak voor Koningsdag werd collega Hein 50. Samen goed voor 130 jaar levenservaring in onderwijs, vorming en sport. Dik de moeite waard om te lezen wat ze hebben gedaan, beleefd en wat we van ze kunnen leren.
1. Eef, ik lees in je CV dat je in 1940 bent geboren in Malang (Oost Java) en dat je in 1959 start met je opleiding op het CIOS in Overveen. Je bent dus geboren in Malang in Indonesië (toen nog Nederlands-Indië) dat lijkt me een spannende plaats maar ook een spannende tijd! Kun je (kort) vertellen hoe je leven verliep voor je op het CIOS kwam?
Mijn vader was afkomstig uit Lage Zwaluwe, een klein dorpje in Brabant. Hij is indertijd naar Java gegaan om daar een plantage in rubber, koffie en thee te beginnen. Hij ontmoette daar mijn moeder, die als Duitse na de 1e wereldoorlog naar Indonesië was gegaan. Ze trouwden en kregen 3 kinderen, waarvan ik de jongste was. In 1941 vielen de Japanners Nederlands-Indië binnen. Mijn vader meldde zich bij de vrijwillige landstorm, welke was opgericht om het koloniale beroepsleger KNIL aan te vullen, om zo Nederland te verdedigen. Na de capitulatie van het KNIL werd mijn vader krijgsgevangen genomen en na deportatie als dwangarbeider tewerkgesteld bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Uiteindelijk is mijn vader hierbij op 11 januari 1944 overleden. Mijn moeder is met de 3 kinderen in 1941 opgesloten in het kamp in Semarang. Wanneer ik hiervan beelden/foto’s zie, denk ik ze te herkennen. We zijn in 1945 bevrijd door Gurka’s, (Brits Indische soldaten). Helaas was daarna de ellende niet over. Indonesië riep de onafhankelijkheid uit en er ontstond een zeer gevaarlijke tijd, de zogenaamde Bersiap-periode, waarbij Indonesische paramilitaire organisaties niet-inlanders en in hun ogen verdachte inlanders aanvielen. Mijn moeder besloot met de kinderen naar Nederland te gaan. Na een lange, gevaarlijke bootreis met de constante dreiging van zeemijnen, kwamen we in Nederland bij familie in Lage Zwaluwe terecht, die overigens niet blij met ons waren. In hun ogen werd mijn moeder als Duitse met haar kinderen geassocieerd met nazi Duitsland. Via verschillende omzwervingen naar o.a. Denemarken, keerden we terug naar Zwaluwe, waarbij ik via het Rode Kruis nog ’n half jaar heb gelogeerd bij familie in Duitsland om aan te sterken van de ontberingen. Uiteindelijk zijn we in Breda gaan wonen.
Om mijn energie kwijt te kunnen mocht ik op atletiek en behaalde ik bij atletiekvereniging Sprint goede resultaten. Zo had ik als B junior op de korte sprintafstanden alle clubrecords en was ik 11e van Nederland op de 80m sprint. Na de basisschool ging ik naar de HBS in Breda, waarbij ik na 2 jaar naar Goes werd gestuurd, omdat daar de verleidingen wat minder groot waren.
2. Eef, in de periode 1959-1963 zat je op het CIOS, de SMLO en was je LO&Sportinstructeur in Oirschot. Hoe heb je die periode ervaren?
Ik heb het CIOS in Overveen gevolgd. Je zat intern en met de vakanties kon je naar huis. Ik trainde in het weekend de dames atletiekvereniging Admodes in Haarlem en verzorgde bij sportinstituut Nauwelaerts d’Age in Bloemendaal allerlei sportlessen. Het CIOS heeft richting gegeven aan mijn verdere leven, want dat was daarvoor behoorlijk turbulent. Ik had goede docenten, zowel de leraren als de leerlingen waren sportlieden van hoog niveau. Er heerste echt een topsport klimaat.
Na het CIOS ging ik in militaire dienst. Ik volgde de SMLO in Hooghalen. Dit was een mooie, ontspannen periode met een goede sfeer. Ik werd daarna geplaatst als LO&Sportinstructeur in Oirschot in een sportgroep van 12 personen olv een dienstplichtig vaandrig. Hier heb ik veel ervaring opgedaan wat lesgeven betreft en er heerste onderling een grote saamhorigheid. Maar 21 maanden duurde echter wel te lang, vond ik.
3. Eef, vanaf 1963 werkte je voornamelijk in West-Brabant als trainer, docent en directeur in het onderwijs. Maar in 1983 start je ook met "Judoschool van der Made". Hein is dan al 13 en hij heeft het sportieve (waarschijnlijk) met de paplepel in gekregen. Kan je daar iets over vertellen? Wanneer kreeg je door dat Hein's ambitie ook richting werken in de sport ging?
Na afsluiting van mijn dienstplicht settelden we ons in Hoogerheide en ging ik werken als groepssportleider, maar ik merkte dat er in de buurt, buiten voetbal, weinig andere sportactiviteiten waren. Ik wilde mijn kinderen meer bieden en ben toen begonnen met het verzorgen van gymnastiek- en judolessen. Later ben ik een eigen judo- en jiujitsu school begonnen. Hein hield altijd van competitie en winnen, ook bij gezelschapspelletjes en blonk ook bij sportactiviteiten meestal uit. Dit werd echter nooit als bijzonder gezien, maar als normaal beschouwd. Hij had ook altijd vriendjes met dezelfde belangstelling. Wij waren geen familie van handige knutselaars, wel met een brede belangstelling voor cultuur en moedigden deze interesse in lezen, reizen, geschiedenis e.d altijd aan.
1. Hein, je vader is in meerdere disciplines (atletiek, gymnastiek, zwemmen, boksen en vooral judo trainer/docent geweest. Op welke manier heeft dat op jou invloed gehad en hoe was het om zo'n sportief voorbeeld te hebben? Heb je ook van hem les gehad?
Mijn jeugd heeft eigenlijk altijd in het teken van sport gedaan. Niet omdat dat moest maar omdat ik dat zelf wilde. Ik kon moeilijk stilzitten en moest eigenlijk altijd bewegen. Tegenwoordig zouden ze dat ongetwijfeld gediagnosticeerd hebben, maar toen werd dat opgelost door mij te laten sporten. Mijn vader heeft mij in het begin eigenlijk altijd zelf les gegeven, zowel met zwemlessen en turnen als bij judo en jiujitsu. Overigens geldt dat voor het halve dorp, zo heeft ook Adj Gerard Machielse nog judoles gehad van mijn vader.
Als ik met mijn vader vroeger naar buiten ging, was hij net Sinterklaas. De hele tijd zwaaien. Later heb ik nog gevoetbald, getennist en ook nog op basketbal, handbal en op volleybal gezeten. Ook de voorbereiding op de toelatingstests van CIOS en ALO kan ik me nog goed herinneren. Tot in de late uurtjes alle mogelijke oefenvormen doorspitten. Ik ben wel gevormd met het idee van ‘good preparation prevents poor performance’.
2. Hein, uit je CV blijkt dat je op veel verschillende plaatsen, in veel verschillende functies, op verschillende niveaus hebt gewerkt. Waar was je erg op je plek en waar heb je goede herinneringen aan? Aan welke opleidingen heb je veel gehad? Wat kan je jongere collega's aanbevelen?
Hoewel ik van jongs af aan mijn vader geassisteerd heb met lesgeven en ook 8 jaar sportinstructeur ben geweest, ben ik geen ‘raslesgever’ zoals mijn vader en ook vele anderen bij de LO&Sportorganisatie dat zijn. Leidinggeven zat er daarnaast altijd wel in, maar ik heb wel geleerd dat dit ook een vak is van vallen en vooral weer opstaan. Ik heb daarvoor de nodige opleidingen gevolgd zowel binnen, maar ook zeker buiten Defensie, maar heb daarbij vooral het geluk gehad dat ik daarbij heb kunnen ‘afkijken’ bij een aantal onvergetelijke ‘karakters’ en zo dit geleerde heb kunnen aanscherpen. Kapitein bd Rob Hellendoorn is daarbij van grote invloed geweest, maar ook aan Lkol Marien van den Eijnden en de collega’s van de sportgroepen BHK, OK, RVS en KMA ben ik schatplichtig. Zij hebben, ieder op hun eigen wijze, mij geleerd dat je als leidinggevende vooral moet kunnen verdragen (je moet een stootje kunnen hebben) en daarnaast moet proberen een omgeving te creëren waar iets te leren en te presteren valt en vooral ook plezier te beleven is. Wat ik mijn jongere collega’s zou willen meegeven: de LO&Sportorganisatie biedt ongekende mogelijkheden om je talenten te ontdekken en verder te ontwikkelen. Als je die kennis en ervaring combineert met passie en gedrevenheid, is the sky the limit.
3. Hein, je kent de LO&Sportorganisatie nu bijna 30 jaar. Met 3 uitzendingen heb je ook daar ervaring in. Wat zie je als de belangrijke ontwikkelingen van de LO&Sport in de afgelopen 30 jaar en wat verwacht je in de komende jaren? Wens je een mooie start bij TGTF!
Het mooie van regelmatig eens buiten de LO&Sportorganisatie kijken, is dat je je blikveld verruimt en door de ogen van anderen naar de LO&Sportorganisatie leert kijken. Voor operationele commandanten is er t.a.v. de fysieke en mentale O&T maar 1 ding belangrijk: in welke mate draagt dit bij aan het beter gereedstellen en inzetten van eenheden? Vanuit het thema ‘goed werkgeverschap’ wordt dit inmiddels binnen Defensie volop ondersteund. Het mooie is dat de LO&Sportorganisatie een soort van toolkit heeft, die kan aansluiten bij de behoefte van alle verschillende eenheden. Mooie ontwikkelingen daarbij vind ik de kwaliteitsslag die gemaakt is in het trainen van motorische eigenschappen en vaardigheden, door accenten te leggen op Strength and Conditioning, Tijdelijke Belemmeren in BewegingsVrijheid en Cold Weather (optreden in koud weer omstandigheden).
In de komende jaren verwacht ik een verdere samenwerking met andere disciplines door de oprichting van nog meer Performance Teams waarin samengewerkt wordt aan inzetbaarheid en preventie van blessures. Daarbij zal de LO&S in toenemende mate professionaliseren in het gebruik van technologische middelen. De menselijke factor blijft echter onontbeerlijk bij het begeleiden van individuen en teams en daarin wordt door het personeel van de LO&Sportorganisatie het verschil gemaakt. Ook zie ik de verwevenheid tussen de sportorganisaties toenemen met wellicht de oprichting van een joint kenniscentrum als volgend stapje. Interessant daarbij is waar de diverse kennisverantwoordelijkheden worden belegd.
Tenslotte denk ik dat de LO&Sportorganisatie, om de verbinding met een door ontwikkelende Koninklijke Landmacht te behouden, nog meer focus zal aanbrengen. Een Landmacht die in toenemende mate te maken krijgt met conflictsituaties gekenmerkt door complexiteit en onvoorspelbaarheid, stelt hoge eisen aan het personeel. Nog verder in de glazen bol kijkend, denk ik dat de Landmacht daarbij ook meer gaat investeren in Human Enhancement, waarbij ingezet wordt op het (kunstmatig) verbeteren van fysieke en cognitieve presentaties van onze militairen. Dit geeft ook kansen voor de LO&Sportorganisatie. Net als de LO&Sportorganisatie zet TGTF zich in om de fysieke en mentale inzetbaarheid in een prestatieomgeving te vergroten. Ik kijk er naar uit om de werelden van ‘doeners’ en ‘denkers’ met elkaar in verbinding te brengen en te houden.
Publicatiedatum: 20 mei 2020